Vertaling Bijbel, Kanttekeningen SV, [], Zie, [65]Hij breidt over [66]hem Zijn [67]licht uit, en de [68]wortelen der zee bedekt Hij. 65. Namelijk God. 66. Te weten, den mens. Anders, over die; te weten, wolk. 67. Versta het weerlicht, hetwelk God doet voortbreken en schieten uit de wolken. Alzo onder, hfdst.37 vs.3,15. Sommigen zetten het woord licht hier over, regen. Alzo onder, hfdst.37 vs.11. 68. Dat is, de gronden der zee, tot welke God het weerlicht doet doorschijnen, dat zij daarmede schijnen bedekt te wezen.